Minister Hoekstra wil een actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen. Daarbij wordt de bemiddelaar verplicht om actief per product per persoon het nominale bedrag aan provisie mee te delen aan de klant. Dit schrijft de minister in zijn brief die hij op 7 juni 2021 naar de Tweede Kamer stuurde.
Het leek er eerst op dat de actieve transparantie zou gaan inhouden dat de bemiddelaar in de precontractuele fase kon volstaan met het noemen van een gemiddeld bedrag aan provisie of een provisiepercentage. Maar de minister heeft nu dus toch gekozen voor een nominaal bedrag. Deze verplichting zal gelden voor zowel de afsluitprovisie als de doorlopende provisie en vooralsnog alleen voor particuliere (niet-zakelijke) klanten.
Op 1 januari 2013 is het provisieverbod voor financieel dienstverleners ingevoerd. Het provisieverbod is vastgelegd in artikel 86c Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo). Dit verbod is er nu alleen voor complexe en impactvolle producten, zoals hypotheken, overlijdensrisicoverzekeringen, individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, woonlastenverzekeringen en uitvaartverzekeringen.
Dit betekent dat de consument de adviseur of bemiddelaar nu rechtstreeks betaalt voor advies over en bemiddeling in deze producten. Het doel van het provisieverbod is een meer klantgerichte dienstverlening en het tegengaan van ongewenste sturing door adviseurs en/of bemiddelaars op basis van de hoogte van het provisiebedrag.
Schadeverzekeringen zijn niet onder de reikwijdte van het provisieverbod gebracht. Dat werd als niet proportioneel gezien. Ook waren er geen signalen dat provisie op de schadeverzekeringsmarkt zorgt voor ongewenste sturing.
Wel is er een ‘passieve provisietransparantie’. Klanten kunnen, als ze erom vragen, informatie krijgen over het bestaan, de aard en het bedrag van de provisie. De bemiddelaar hoeft deze informatie niet actief mee te delen.
Met ingang van 2013 is verder in de wet opgenomen dat uitsluitend afsluitprovisies en doorlopende provisies zijn toegestaan bij schadeverzekeringen. Bonusregelingen of omzetprovisies (provisies die verbonden zijn aan het behalen van een bepaalde omzet of productie) zijn niet toegestaan.
Als het aan de minister ligt, komt er een actieve provisietransparantie en mag de bemiddelaar niet meer afwachten of de klant naar zijn beloning informeert. De minister stelt dat niet alle consumenten bekend zijn met provisie en vaak niet vragen naar de provisie. Klant en bemiddelaar spreken nu volgens hem onvoldoende over de omvang van de dienstverlening. Als de klant weet wat de dienstverlening kost, zo stelt de minister, dan zal de klant ook sneller geneigd zijn om te vragen wat hij nu eigenlijk voor dat geld krijgt. Hij wil de provisiestromen bij schadeverzekeringen daarom actief transparant en nominaal maken.
Hij noemt hierbij 3 overwegingen:
De minister schrijft dat hij zich wel bewust is van ‘enkele zorgpunten’ bij deze vorm van actieve transparantie. Hij heeft aangegeven dat hij daarom het voorstel aan wil vullen met een bepaling om de maatregel 3 jaar na inwerkingtreding te evalueren. Dan wordt ook gekeken of er aanleiding is om de bepalingen aan te passen en/of uit te breiden naar de zakelijk markt.
De keuze van de minister komt tegemoet aan de wensen van de Consumentenbond en de AFM. Die zijn tegen een gemiddeld provisiebedrag en zien het liefst dat de adviseur/bemiddelaar aan de consument duidelijk maakt wat het werkelijke bedrag is dat hij betaalt voor de dienstverlening. “Het noemen van het exacte bedrag in euro’s zal de klant aanzetten tot de vraag wat hij daarvoor aan dienstverlening kan verwachten. In het bijzonder gedurende de looptijd van de verzekering. Zo weet je of je waar voor je geld krijgt”, aldus de Consumentenbond.
Volgens het Verbond zet de minister met dit voorstel een stap in de richting die het Verbond voorstaat. Het Verbond had de actieve transparantie ook graag voor de zakelijke markt gezien, maar daar is de minister vooralsnog niet in meegegaan.
Voor Adfiz, de branchevereniging van onafhankelijk financieel adviseurs, is provisietransparantie niet nodig (directeur Enno Wiertsema: “De noodzaak voor deze regeling is nooit aangetoond”). Adfiz zoekt de oplossing liever in “een andere mix van maatregelen: verlaag de kosten, investeer in het vertrouwen in en de kennis over de opbrengst van het inwinnen van advies en help de consument in zijn zoektocht naar een goede adviseur. En zorg dat consumenten ervaring krijgen met advies, want juist die ervaring leidt ertoe dat ook in nieuwe situaties advies wordt ingewonnen en financieel gedrag verbetert. Interventies die hieraan bijdragen zullen toegangsdrempels verlagen en de advieskloof verkleinen.”
Brancheorganisatie CFD noemt de keuze van de minister “onbegrijpelijk” en “een onwerkbaar voorstel, dat eerder een ongelijk speelveld in de kaart speelt dan deze verbetert”. Het exacte provisiebedrag hangt af van veel factoren, die vaak nog niet bekend zijn als een klant het kantoor van de tussenpersoon binnenstapt. Een gemiddeld bedrag per product zou dan veel beter werken.
Ook is de organisatie niet te spreken over de manier waarop de minister tot zijn besluit is gekomen. Hij negeert volgens de CFD de uitkomsten van de consultatie.
De Federatie van Assurantieclubs ziet ook niet welk probleem er wordt opgelost met actieve provisietransparantie, maar: “Waarom zou je het niet doen als klanten ernaar vragen en de AFM het wil?”. De federatie stelt zich realistisch op en roept zijn leden in de Beursbengel op om er maar alvast mee te beginnen.
De NVGA, vereniging van gevolmachtigde assurantiebedrijven, vindt dat de volmachtbeloning is bedoeld als vergoeding voor uitbesteding. Er zijn in de sector op dit moment voldoende bestaande veiligheidsmechanismen ingebouwd. De gedachte om volmachtbeloning actief transparant te maken is daarom niet opportuun, zo stelt de NVGA in een statement in november vorig jaar.
De brief van de minister is inmiddels ter bespreking bij de Vaste Kamercommissie voor Financiën. Daarna wordt het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) misschien gewijzigd en gaat het nog het hele goedkeuringsproces door (Raad van State, Tweede Kamer, Eerste Kamer). En dan moet er ook nog een overgangsperiode en ingangsdatum bepaald worden. Het gaat dus nog wel even duren.